Heb je niet gehoord van de dolle mens, die op klaarlichte morgen de zaklamp op zijn smartphone aanklikte, naar een tankstation liep en onophoudelijk riep: ‘ik zoek moeder aarde! Ik zoek de natuur!’ Omdat daar juist veel van die lieden bijeen stonden die niets van de ecologische crisis geloofden, verwekte hij een groot gelach. ‘Is ze soms zoek?’ Vroeg de één. ‘dat komt zeker door die één keer per jaar vliegen van mij?’ lachte de ander. ‘Verstopt ze zich voor ons? Is ze nukkig weggegaan omdat wij zo genieten van haar zwarte bloed?’ Zo riepen en lachten zij door elkaar. De dolle mens sprong midden tussen hen in en doorboorde hen met zijn blikken. ‘Waar moeder aarde heen is?’ riep hij uit. ‘Dat zal ik jullie zeggen! Wij hebben haar gedood – jullie en ik! Wij allen zijn haar moordenaars! Maar hoe hebben wij dit gedaan? Hoe hebben wij de zee kunnen leegvissen? Wie gaf ons de spons om ecosystemen mee uit te vegen? Wie gaf ons de macht biljoenen dieren te verminken? Wat hebben wij gedaan, toen wij onze maatschappij van haar oorsprong loskoppelden? In welke richting beweegt zij zich nu? In welke richting bewegen wij ons? Weg van alle natuur? Worden wij binnenkort niet aan één stuk door geraakt? En wel door orkanen, overstromingen en bosbranden? Is er nog wel een aarde om op te leven? Zwerven we dadelijk niet rond op een bar en oneindig niets? Is het niet warmer geworden? Is niet voortdurend extremer weer in aantocht? Moeten er ’s morgens vroeg niet al dijken worden gebouwd? Horen wij nog niets van de overstromingen en droogtes die onvermijdelijk zullen volgen? Ruiken wij nog niets van de ontbinding van de aarde? Ook goden raken in ontbinding! Moeder aarde is dood! Zij blijft dood! En wij hebben haar gedood! Hoe zullen wij ons troosten, wij moordenaars! Het heiligste en machtigste dat de wereld ooit gekend heeft, is onzer onze messen verbloed – wie wast dit bloed nog van ons af? Welke tranen zullen er nog moeten vloeien voor wij vergeven zijn? Met welk water kunnen we ons reinigen? Welke zoenoffers, welke heilige spelen zullen de generaties na ons moeten bedenken voor de genocide die we dagelijks plegen? Is niet de grootte van deze daad te groot voor ons? Moeten wij niet zelf moeder aarde worden om haar waardig te zijn? Nooit was er een grotere daad – een verderfelijkere daad dan de moord op onze eigen moeder. Een wie er ook na ons geboren wordt, om wille van deze daad behoort hij tot een andere geschiedenis dan alle geschiedenis tot dusver geweest is!’- Hier zweeg de dolle mens en keek opnieuw zijn toehoorders aan. Ook zij zwegen en keken bevreemd terug. Eindelijk wierp hij zijn smartphone op de grond, zodat die in stukken sprong en uitviel. ‘Ik kom te vroeg,’ zei hij toen, ‘het is mijn tijd nog niet. Dit ongelooflijke gebeuren is nog onderweg. Het maakt een omweg – het is nog niet tot de oren der mensen doorgedrongen. De opwarming van de aarde heeft tijd nodig. Ook onze daden hebben tijd nodig, ook nadat ze gedaan zijn, om gezien en gehoord te worden! De daad voelt nog ver van ons af – en toch hebben we haar zelf verricht!’ Wellicht begrijpt de volgende generatie het…’ Men vertelt verder, dat de dolle mens diezelfde dag nog verscheidene tankstations binnengedrongen is en daar zijn requiem aeternam Terra Mater aangeheven heeft. Naar buiten gebracht en ter verantwoording geroepen zou hij telkens alleen maar het volgende geantwoord hebben: ‘Wat zijn deze plekken, als ze niet de graven en gedenktekens van moeder aarde zijn?’